Deze site maakt gebruik van cookies, zodat wij je de best mogelijke gebruikerservaring kunnen bieden. Cookie-informatie wordt opgeslagen in je browser en voert functies uit zoals het herkennen wanneer je terugkeert naar onze site en helpt ons team om te begrijpen welke delen van de site je het meest interessant en nuttig vindt.
Interview
Ingrid Dykstra – Zo doe ik het
In dit interview vertelt een opleider van opstellers hoe zij het doen, wat ze belangrijk vinden, wat hun opvattingen zijn. Soms denken verschillende opleiders er hetzelfde over, soms verschillend. Zij vertellen hoe ze werken en omgaan met een aantal belangrijke theoretische concepten die gebruikt worden bij opstellingen. Deze interviews komen uit het boek Veldwerk - 'Meters maken' in Systemisch Werk & Opstellingen.
- Uit boek Veldwerk
- 31 augustus 2020
- 3 minuten leestijd
WERK JE MET OF ZONDER EEN CLIËNT VRAAG? WAAROM ZO?
Mijn specialisatie is het opstellen met hele gezinnen, dus met kinderen en jongeren erbij. Daarom is het voor mij belangrijk te begrijpen waarover de ouders bezorgd zijn. Vaak hebben de kinderen geen echt idee daarover, ze voelen alleen maar dat er iets niet klopt. Meestal betrekken ze dat op zichzelf: er is iets mis met mij’. Voor de kinderen is het bevrijdend mee te maken dat dat niet bij hun hoort, en te zien dat hun ouders dat op een diepe laag begrijpen.
WIE KIEST DE REPRESENTANTEN?
De ouders, de kinderen en jongeren zelf. Als kinderen het niet willen dan doen de ouders dat voor hun. Mijn principe is dat de ouders moeten en de kinderen mogen. Met een kleine knipoog naar de kinderen toe.
WANNEER MOGEN DE REPRESENTANTEN BEWEGEN OF PRATEN?
Representanten mogen bewegen of praten nadat ze zijn opgesteld en zich goed hebben ingevoeld. Voor kinderen en jongeren is het belangrijk om die bewegingen en dynamieken te zien. Zij staan dicht bij hun gevoel en de werkende dynamieken. Ze hebben juist woorden, zinnen en verklaringen
nodig voor wat ze voelen maar meestal niet kunnen verwoorden. Voor kinderen en jongeren werkt dat bevrijdend. Bij volwassenen is het precies andersom, ze zitten meestal meer in hun hoofd en hebben juist de uitbeelding van hun gevoelens en de bewegingen nodig, om dichter bij hun gevoel te komen.
MAAK JE GEBRUIK VAN SYSTEMISCHE ZINNEN? BIJVOORBEELD DOOR DE REPRESENTANT UIT TE LATEN SPREKEN ‘IK ZIE JE?’ WAAROM WEL OF NIET?
Ja, uiteraard, het gaat om kinderen en jongeren, zij begrijpen meteen de zielszinnen, de ordeningen, de dynamieken, die uitgesproken worden. Voor kinderen en jongeren zijn systemische zinnen helend: ‘Ik zie je… met jou is alles in orde… je hebt gevoeld, wat ik gevoeld heb toen ik jouw leeftijd had… dat zware ligt achter mij… dat heeft met jou niets te maken…’ Hoe bevrijdend kan dat zijn.
WIE KRIJGT HET MEESTE AANDACHT? (CLIËNT, OPSTELLER, REPRESENTANTEN, VRAAG, TOESCHOUWERS?)
De cliënten. Zeker als er kinderen of jongeren bij zijn. Het belangrijkste is veiligheid. Zowel in de groep als in de individuele setting. In de voorbereiding vertel ik de representanten en toeschouwers hoe ik werk. Ook zij moeten veiligheid voelen om goed te kunnen werken.
“JE ZIET HOE HET
DE KINDEREN OPLUCHT,
HOE ZE DE RUIMTE VERLATEN,
HOE ZE GLIMLACHEN,
HOE ZE BEDANKEN”.
– Ingrid Dykstra
HOE INTERPRETEER JE DE VRAAG VAN DE CLIËNT? BLIJF JE LETTERLIJK BIJ DE VRAAG? WERK JE MET DE VRAAG DIE NIET GESTELD IS? WERK JE MET DE VRAAG ALS SYMPTOOM VAN IETS ANDERS? WAT IS DE VRAAG WAAR JE MEE WERKT?
Als ouders benoemen wat ‘het probleem’ van het kind is, spreek ik met ze in een voorgesprek af dat we het alleen maar hebben over ‘de zorg’ van de ouders betreffende het kind. Dan kan een positie van ‘de zorg’ opgesteld worden, de ouders weten waarover het gaat (gedragsprobleem van he kind, ADHD, in bed plassen etc..) zonder dat het moet benoemd worden in de groep. Daaruit laat zich het thema, de verstrikking, de nood zien.
WIE BEPAALT OF HET EEN ‘GOEDE’ OPSTELLING IS? OP BASIS VAN WAT?
Als het gelukt is het inzicht te krijgen waarmee het kind bezig was en het op zijn plek valt, waar het eigenlijk bijhoort. Je ziet hoe het de kinderen oplucht, hoe ze de ruimte verlaten, hoe ze glimlachen, hoe ze bedanken. Dan is het geen vraag meer, of het een goede opstelling was.
HOE BELANGRIJK VIND JE HET OM REPRESENTANTEN TE ONTROLLEN EN HOE DOE JE DAT?
De cliënten moeten zeker de representanten uit hun rol ontslaan. Ze moeten hun representanten beide handen geven, ze aankijken en zeggen: ‘bedankt, dat je voor mijn moeder/kind/… hebt gestaan, nu ben je weer Christine/Hans/… Ook hier geldt dat volwassenen moeten, kinderen mogen. Als kinderen niet willen of kunnen doen de ouders dat voor ze.
WAT DOE JE NA DE OPSTELLING? GA JE DE OPSTELLING BESPREKEN? GEEF JE GEBRUIKELIJK EEN OPDRACHT MEE? NEEM JE ENIGE TIJD LATER NOG CONTACT OP?
Voor de cliënten en hun gezinnen worden de opstellingen niet nabesproken. Ik geef ze mee dat zo’n opstelling meestal een half tot drie kwart jaar doorwerkt voordat alles tot rust is gekomen en vraag om een terugmelding per mail na een dag of tien. Als er iets urgents is, mogen ze altijd contact met
me opnemen. In Duitsland maak ik met de cliënten altijd een belafspraak na ongeveer een week.
WELK ADVIES HEB JE VOOR LEZERS VAN DIT BOEK?
Kies die techniek, die bij jou past, dan blijf je in je kracht. Vertrouw op je waarneming. Vertrouw op het systemisch veld, het geeft dat vrij, wat op dat moment gezien moet worden. Hou de cliënt(en) in je blik, blijf in contact. Een beetje humor en lachen mag ook in een opstelling.