• Gratis verzending vanaf €20 in NL | €40 in BE
  • Op werkdagen voor 23.00 besteld, de volgende werkdag in NL in huis
  • Unieke workshops i.s.m. auteurs

Blog

Anne van Weeghel – Over verlatenheid verwarren met vrijheid

'De telefoon gaat. Hij begint meteen te praten. De woorden komen op hoog volume en in hoog tempo. Zijn ademhaling is gejaagd. Hij is ondernemer vertelt hij. Maar hij is nu niet aan het werk." Hij heeft op jonge leeftijd een hartinfarct gehad en nu zijn de hartproblemen weer terug. “Mijn hoofd gaat continu met me aan de haal”, zegt hij. “En daar krijg ik ook fysiek last van.”

Hij heeft op jonge leeftijd een hartinfarct gehad en nu zijn de hartproblemen weer terug. “Mijn hoofd gaat continu met me aan de haal”, zegt hij. “En daar krijg ik ook fysiek last van.”

Hij heeft al een paar psychologen versleten. Die leidde hij allemaal om de tuin, vertelt hij. “Ik ben heel moeilijk te coachen”. Er klinkt iets van trots door in zijn woorden. Ik word een beetje onrustig van deze mededeling en tegelijk voel ik me ook wel uitgedaagd. We maken een eerste afspraak.

Hij stapt de coachingsruimte binnen. Hij is bijna vijftig, maar zijn voorkomen heeft meer iets jongensachtigs. Hippe sneakers, stoppelbaardje en een bewegelijk lijf.

Hij zit in de reclame. En dat is merkbaar in zijn hele aanwezigheid. Hij maakt steeds verhalen en plaatjes. Hij begint meteen met anekdotes te strooien. Hij is een goede verteller. En als ik niet oppas, dan wentel ik me in zijn entertainende aanwezigheid en dan is er zo een uur voorbij gevlogen, zonder dat we elkaar werkelijk ontmoet hebben.

Hij vertelt heldenverhalen. Verhalen waarin hij zichzelf niet spaart en regelmatig op de hak neemt. Maar ze komen allemaal op hetzelfde neer. Hij vertelt me steeds dat hij nergens bang voor is. En dat hij zo hecht aan zijn autonomie en aan zijn vrijheid.

Het zijn verhalen waarmee hij volgens mij wel een oprechte poging doet tot verbinding. Maar waarmee ik hem niet werkelijk beter leer kennen. Zijn verhalen fungeren vooral als muurtjes. En misschien nog wel belangrijker; ze zorgen ervoor dat hij de leiding heeft.

“Wie is hier eigenlijk de baas?” vraag ik met een enigszins uitdagende blik. Hij moet hard lachen. Iets wat hij overigens veel en vaak doet. Toch meen ik te zien dat mijn vraag hem een klein beetje ontregelt. Maar hij lijkt zich te herpakken en zegt dan: “niemand!”

“Dat zie je toch verkeerd”, zeg ik. “Want in deze ruimte ben ik de baas.”

“Pfff… is dit weer een coachingsinterventie?”, zegt hij. “Ja”, zeg ik. “Daar betaal je me voor.”

Hoewel ik me oprecht uitgedaagd voel tot strijd, zit er een stuk meer bravoure in mijn toon en taal dan ik van binnen voel. En tegelijkertijd is dit volgens mij precies waar hij iets in te leren heeft. Over de leiding nemen en voor de troepen uit lopen hoef ik hem niets meer te leren. Over volgen en over overgave des te meer.

“En dan ga je zometeen zeker over mijn ouders beginnen?”, zegt hij spottend. “Inderdaad”, zeg ik. “Hoe oud was je toen je boven hen ging staan?”

Hij rolt met zijn ogen. Ik realiseer me dat de lijn tussen aanhaken en afhaken heel dun is. Hij test me. Als ik met milde ogen kan blijven kijken, dan kan ik het kind zien dat al heel jong besloot dat hij het bij zijn ouders niet kon vinden. Een kind dat veel te jong een veel te grote broek aan moest trekken. En dat zichzelf als overlevingsstrategie moest vertellen dat hij de grootste en de sterkste was en dat hij de hele wereld aankon. Om zijn vertrouwen te winnen, moet ik hem laten zien dat ik hem aankan. En provocatie is voor nu de eerste ingang. Al moet ik steeds opnieuw de beslissing nemen of ik wel of niet meega in het spel. Als we in het spel blijven zitten, dan gebeurt er niks. Maar daaruit komen vraagt om eerst even mee te doen. “Je moet mensen ophalen waar ze zijn”, zei een van mijn opleiders daarover.

Hij vertelt hoe jong hij op eigen benen is komen te staan. De oudste zoon van een ondernemersfamilie, waarbij de zaak altijd voor ging. Hij leerde om zichzelf te vermaken. En om niet aan te kloppen als hij iets nodig had. Zijn ouders hadden graag gewild dat hij de zaak over zou nemen. Hij ging bij zijn vader in de leer, maar besloot op zijn 20e toch om niet in het bedrijf te stappen. Hij ging naar Amsterdam om muzikant te worden. “Op zoek naar vrijheid”, zegt hij zelf. Daar kwam hij in de reclame terecht. Hij werkt zich een slag in de rondte en krijgt op zijn 36e een hartinfarct.

Hij is niet bang om dood te gaan, zegt hij steeds vol vuur. “Ik lag in die ambulance en ik wist gewoon dat ik niet dood zou gaan.”

“Waar ben je dan wel bang voor?”, vraag ik. “Nergens voor”, zegt hij. “Daar geloof ik helemaal niks van”, zeg ik. Hij kijkt me triomfantelijk aan. Ik hou mijn mond. “Wel om invalide te worden”, zegt hij. “Bang om afhankelijk te zijn”, vertaal ik zijn antwoord. “Ja, dat lijkt me verschrikkelijk”, zegt hij.

Zo nu en dan krijg ik echt contact met hem en neemt hij iets van me aan. Dan ontstaat er wat ruimte tussen de heldenverhalen door en wordt het even stil. Maar die momenten zijn vaak maar kort. En het zijn er naar mijn persoonlijke smaak niet genoeg. Dat brengt me aan het wankelen. Ik vraag me af of hij wel voldoende ophaalt uit de coachingssessies.

Iedere poging die ik doe om contact te maken met het kind van ooit, dat zich zo aan zijn lot overgelaten heeft gevoeld, weert hij af.

Ik nodig hem uit om naar de Masterclass Persoonlijk Leiderschap te komen. Maar hij gruwelt bij de gedachte aan een groep. Meestal willen mensen die, in welke vorm dan ook, gedoe of spanning ervaren met anderen, liever individuele begeleiding. Ook wel begrijpelijk. Bij individuele begeleiding hebben ze maar één ander waar ze zich toe hoeven te verhouden. Terwijl ze in een groep veel meer kunnen leren over zichzelf in contact met anderen.

“Misschien ooit”, zegt hij.

Het lijkt erop dat de urgentie waarmee hij zich in het eerste telefoongesprek meldde vanaf de eerste sessie ver te zoeken is. Wanneer hij me tijdens de derde coachingssessie opnieuw vertelt dat hij op dit moment geen vraag heeft en meteen weer van wal steekt met nieuwe anekdotes, word ik een beetje moedeloos. Ik schiet heen en weer tussen twijfel aan mijn eigen kunnen en irritatie over zijn onbereikbaarheid. Ondertussen blijf ik pogingen doen om toegang tot hem te krijgen. Maar aan het eind van die sessie heb ik opnieuw het gevoel dat we te weinig bereiken.

“Wanneer gaan we een volgende afspraak maken?”, vraagt hij aan het eind van de sessie, met een opgewektheid die ik moeilijk kan plaatsen.

“Kom maar terug als je me gaat missen”, zeg ik. Het flapt eruit, maar ik meen het ook. Ik zie dat hij schrikt. “Mag ik niet terugkomen dan?”

“Jawel”, zeg ik. “Je bent van harte welkom. Maar ik vraag me wel echt af of je voldoende uit deze sessies haalt.”

“De dingen die ik aan jou heb verteld, vertel ik aan niemand”, zegt hij. Hij is geraakt. En ik ook. Ik realiseer me nu pas echt wat een grote stap het voor hem is dat hij om hulp heeft gevraagd, dat hij me zijn verhalen toevertrouwd en dat hij zich af en toe door me laat leiden. En ik schaam me er een beetje voor dat dat besef nu pas komt.

“Dat raakt me”, zeg ik. “En dat had ik ook niet genoeg in de gaten.”

“Dat kan ik me wel voorstellen”, zegt hij.

“Ik wil wel dat je de volgende keer met een vraag komt”, zeg ik. “Dan kan ik veel meer voor je betekenen.” Hij knikt en zegt dat hij zijn best gaat doen.

Ik troost mezelf met de gedachte dat ik van mijn opleiders leerde dat in een goede begeleiding, de begeleider net zoveel leert als de cliënt. Maar toch kom ik er niet omheen dat ik ook baal van mijn gretigheid. En dat ik daardoor niet zag hoeveel hij al aan het leren was.

Tijdens de volgende sessie komt hij met een vraag. Hij wil een betere vader worden, vertelt hij. Zijn drie kinderen, pubers en jongvolwassenen, werpen hem de laatste tijd steeds vaker voor de voeten dat hij niet echt luistert. En dat hij steeds maar met oplossingen komt, op momenten dat ze alleen een luisterend oor zoeken. Hij is een stuk zachter en rustiger als hij hierover vertelt. Hij gebruikt minder woorden en de anekdotes blijven achterwege.

Ik laat hem vloerankers, een soort kleine gekleurde matjes, op de grond neerleggen die zijn kinderen representeren. En daarna een vloeranker voor zijn eigen plek. Ik laat hem vervolgens op de plek van ieder kind gaan staan en hem vanuit de plek van dat kind in één zin iets tegen hem als vader zeggen.

Hij gaat op de plek van zijn oudste zoon staan. Er staan tranen in zijn ogen. “Papa, je laat me in de steek”, zegt hij.

Dan gaat hij op de plek van zijn dochter staan. “Papa, je laat me in de steek”, zegt hij opnieuw. “Het is drie keer hetzelfde”, zegt hij als hij op de plek van zijn jongste gaat staan.

“Papa, je laat me in de steek”, herhaal ik. “Dat is volgens mij wel een bekend zinnetje voor jou.”

Hij kijkt me niet begrijpend aan. Maar ik betwijfel of hij echt niet weet wat ik bedoel. Ik zet hem op het vloeranker van zijn eigen plek als vader. Achter hem leg ik nog een vloeranker. “Jouw vader”, zeg ik. Zijn rug verstrakt.

“Probeer je eens om te draaien.”

“Liever niet.”

Met frisse tegenzin draait hij toch langzaam om.

“Papa, je laat me in de steek”, zeg ik.

Hij knikt, met een verbeten gezicht.

“Of beter nog: papa ik heb je gemist”, zeg ik.

“Dat krijg ik mijn strot niet uit”, zegt hij.

“Wat zou je vader zeggen tegen zijn vader?”, vraag ik.

“Drie keer raden”, zegt hij.

Mensen die zich als kind in de steek gelaten hebben gevoeld. Die jong hun eigen boontjes moesten doppen. Of jong een iets te grote broek aan moesten trekken, gaan verlatenheid vaak verwarren met vrijheid. Of eenzaamheid met zelfstandigheid. En ze denken dat je eigen plan trekken hetzelfde is als autonomie. En dat het zelf doen, hetzelfde is als het alleen doen.

 In de volgende sessie vertelt hij me dat hij geconstateerd heeft dat hij moeilijk liefde kan geven. Daar zit een enorme rem op zegt hij.

“Wat is er zo gevaarlijk aan liefde geven?” vraag ik.

“Geen idee”, zegt hij.

Het antwoord komt me net iets te snel.

“Hoe neem je liefde aan?”, vraag ik. Hij kijkt me aan alsof hij me niet heeft verstaan.

Ik strek mijn handen uit, met de handpalmen open naar boven. “Stel dat ik in deze handen alle liefde leg ik tijdens dit uur voor je beschikbaar heb. Kan je me dan eens met jouw handen laten zien hoe je die liefde komt halen?”

Hij kijkt me lang en indringend aan. “Hier krijg ik het wel benauwd van”, zegt hij.

“Mooi zo”, zeg ik.

Dan zwaait hij met een grote beweging zijn handen naar voren en legt die met een klap bovenop mijn handen en knijpt stevig in mijn handen.

Ik kan niet voorkomen dat ik schrik. Hij kijkt me met twinkelende ogen aan.

“Zo word ik een beetje bang van je”, zeg ik. Hij laat de strakke greep waarmee hij mijn handen vast heeft een beetje vieren.

“Ja, dan wil ik toch winnen”, zegt hij. “Of veroveren”, zeg ik.

“Winnen bij mannen en veroveren bij vrouwen”, zegt hij.

“Volgens mij is dit hoe jij tederheid voorkomt”, zeg ik. “Als je geen liefde geeft, kan je voorkomen dat je het terugkrijgt.”

Zijn gezicht kleurt.

Mijn lijf vertelt me dat ik hem iets moet leren over zijn verlangen naar tederheid. Dat ik hem met één vinger over zijn wang zou moeten strelen, om hem iets te laten ervaren van hoe hij zich heeft afgesplitst van dat verlangen. Maar ik mis een groep deelnemers om me heen, die zo’n interventie een meer kloppend kader geven. De stille getuigen die de ogen van een groep bieden, maken het mogelijk om interventies te doen die één op één, en zeker tussen een man en een vrouw, net iets te risicovol zijn. Niet omdat ik denk dat hij me iets aan zal doen. Wel omdat ik ook zorgvuldig wil zijn met mijn eigen grenzen.

“In een groep zou ik je nu heel zachtjes over je wang aaien”, zeg ik. “Om je lijf te laten voelen hoe het is om weer tederheid toe te laten. Maar ik durf dat in deze setting niet zo goed.” Ik voel hoe ook mijn wangen kleuren.

“Dat snap ik wel”, zegt hij. “Ik ben toch een soort jager.”

“Ja, jij schiet om te voorkomen dat je zelf geraakt wordt.”

Hij knikt.

Door zijn openhartigheid over zijn jagerschap durf ik toch naar voren te bewegen. Heel langzaam en voorzichtig streel ik met mijn wijsvinger over zijn wang. Hij is duidelijk gespannen. En ik voel hoe ook mijn hartslag versnelt.

“Hoe is dit voor je lijf?” vraag ik.

“Misschien wel fijn”, zegt hij. “Stiekem dan.”

“Ga maar naar huis en vraag je vrouw om je heel zachtjes over je wang te strelen”, zeg ik.

“Pfff…” zegt hij. “Ja, misschien is dat wel goed.”

We nemen afscheid van elkaar. “Hier ben ik wel even van ondersteboven”, zegt hij.

“Ja, uiteindelijk raak jij meer ontregeld van tederheid dan van strijd”, zeg ik.

Ik loop een paar meter met hem mee richting zijn auto. “In het voorjaar kom ik naar de Masterclass”, zegt hij. Dan slaat hij het portier van zijn auto dicht en rijdt onnodig hard de oprit af.

*Al mijn blogs/artikelen zijn geplaatst met toestemming van de deelnemer/cliënt over wie ik schrijf.

*De afbeelding van het schilderij is van Rogier Willems.

Producten bij dit artikel

Van burn-out naar levenszin
Jane Coerts
 26,50 Koop Van burn-out naar levenszin
Dit ben ik!
Lieuwe Koopmans
 32,- Koop Dit ben ik!

Verdieping

Recensie

Anne van Weeghel

Anne van Weeghel (1982). De worsteling, de koppigheid en de ontroering van mensen en ontwikkeling, zijn voor mij steeds weer een boeiende spiegel van mijn begeleiderschap en mens-zijn. En bovendien een onuitputtelijke bron van leren en plezier maken. Ik heb grondig mijn eigen geschiedenis, onderliggende dynamieken en patronen onderzocht. En dat blijf ik doen. Mijn eigen zoektocht gebruik ik ook veelvuldig in trainingen en individuele begeleiding. Niet omdat ik nu weet hoe het werkt, of hoe het moet. Wel omdat het prettig is om begeleid te worden door iemand die zelf ook weet heeft van de thematiek waar je mee komt. Zonder dat het teveel over mij gaat, gebruik ik mijn eigen verhalen om je uit te nodigen om zelf op onderzoek te gaan. Wanneer je met mij aan de slag gaat, kan je ervan op aan dat ik iedere vraag die ik je stel, ook al eens aan mezelf heb gesteld. Wel zo eerlijk. Op mijn 18e ging ik naar de toneelschool. Toen met de droom om een bijzondere actrice te worden. Achteraf bezien denk ik met het verlangen om te leren me te laten bekijken en om iets te leren over speelsheid. Min of meer per ongeluk kwam ik in aanraking met de trainingswereld. Ik werd direct gegrepen door de intimiteit van het getuige zijn van de ontwikkeling van mensen. Ik vond er een vorm van persoonlijke ontroering die ik in mijn theaterwerk miste en ik besloot mijn hart te volgen en het theater achter me te laten. Ik maakte veel vlieguren als zelfstandig trainer en coach in organisaties en ontdekte gaandeweg dat duurzame transformatie niet plaatsvindt op de laag van kennis en vaardigheden, maar op een diepere laag. Het antwoord op mijn behoefte aan verdieping vond ik bij Phoenix Opleidingen, waar ik ruim tien jaar lang verschillende opleidingen volgde om mijn begeleiderschap te verfijnen. De systemische bril waarmee ik leerde kijken naar mensen en organisaties hebben mijn manier van werken sterk beïnvloed.

Winkelwagen1
-
+