Deze site maakt gebruik van cookies, zodat wij je de best mogelijke gebruikerservaring kunnen bieden. Cookie-informatie wordt opgeslagen in je browser en voert functies uit zoals het herkennen wanneer je terugkeert naar onze site en helpt ons team om te begrijpen welke delen van de site je het meest interessant en nuttig vindt.
Interview
Barbara Hoogenboom – Zo doe ik het
In dit interview vertelt een opleider van opstellers hoe zij het doen, wat ze belangrijk vinden, wat hun opvattingen zijn. Soms denken verschillende opleiders er hetzelfde over, soms verschillend. Zij vertellen hoe ze werken en omgaan met een aantal belangrijke theoretische concepten die gebruikt worden bij opstellingen. Deze interviews komen uit het boek Veldwerk - 'Meters maken' in Systemisch Werk & Opstellingen.
- Uit boek Veldwerk
- 31 augustus 2020
- 3 minuten leestijd
WERK JE MET OF ZONDER EEN CLIËNTVRAAG? WAAROM ZO?
De insteek kan bijvoorbeeld een probleem maar ook een wens of het onderzoeken van toekomstpotentieel zijn. Soms is dit als een vraag geformuleerd, soms niet. Voor mij is het niet nodig dat een vraag precies geformuleerd is. Als ik systeemdruk voel en een neiging tot willen bewegen, is dat voor mij voldoende.
WIE KIEST DE REPRESENTANTEN?
Bij aanvang en tussentijds meestal de cliënt zelf. Tijdens de opstelling laat ik soms de representanten een extra in te brengen representant kiezen. Soms meldt zich een spontane representant vanuit de toeschouwers, waar ik meestal wel en maar soms ook niet mee werk.
WANNEER MOGEN DE REPRESENTANTEN BEWEGEN OF PRATEN?
Dat verschilt per opstelling. En ook per fase van de opstelling. Neigingen tot bewegen sta ik meestal wel toe, neigingen tot praten niet altijd. In het begin laten de bewegingen vaak de patronen zien die er zijn. Aan het einde, na bijvoorbeeld een interventie, kunnen bewegingen juist nieuwe bewegingen zijn,
los van de oude patronen.
MAAK JE GEBRUIK VAN SYSTEMISCHE ZINNEN? BIJVOORBEELD DOOR DE REPRESENTANT UIT TE LATEN SPREKEN ‘IK ZIE JE?’ WAAROM WEL OF NIET?
Zinnen gebruik ik vaak. Het gaat niet eens om de zinnen zelf, maar om het effect dat het heeft, op de cliënt, op de representanten, op het geheel. Dat is waar ik op let. Soms voelt het gebruik van zinnen totaal ongepast. Dan gebruik ik ze niet.
“GOED EN FOUT
ZIJN WOORDEN
DIE ZICH
SLECHT VERHOUDEN
MET SYSTEMISCH WERK.
EEN ‘GOEDE’ OPSTELLING
KAN VERDOMD
PIJNLIJK ZIJN”
– Barbara Hoogenboom
WIE KRIJGT HET MEESTE AANDACHT? (CLIËNT, OPSTELLER, REPRESENTANTEN, VRAAG, TOESCHOUWERS?)
Mijn aandacht is op alle plaatsen tegelijk en altijd in contact met de cliënt. Als de cliënt de opstelling niet kan ‘nemen’, voor wie zou je dan aan het werk zijn?
HOE INTERPRETEER JE DE VRAAG VAN DE CLIËNT? BLIJF JE LETTERLIJK BIJ DE VRAAG? WERK JE MET DE VRAAG DIE NIET GESTELD IS? WERK JE MET DE VRAAG ALS SYMPTOOM VAN IETS ANDERS? WAT IS DE VRAAG WAAR JE MEE WERKT?
Soms blijf ik letterlijk bij de vraag, soms gaat de opstelling over een ogenschijnlijk zijspoor en is het in de eindfase weer te koppelen aan de vraag, soms hercontracteer ik als de opstelling echt een andere kant op gaat als de vraag. Als de vraag is geformuleerd als een wens, bijvoorbeeld dat iemand ‘rust’ wil, ga ik in de opstelling op zoek naar de achterkant ervan, ‘wat is de goede reden dat er nu onrust is?’.
WIE BEPAALT OF HET EEN ‘GOEDE’ OPSTELLING IS? OP BASIS VAN WAT?
Goed en fout zijn woorden die zich slecht verhouden met systemisch werk. Een ‘goede’ opstelling kan verdomd pijnlijk zijn.
HOE BELANGRIJK VIND JE HET OM REPRESENTANTEN TE ONTROLLEN EN HOE DOE JE DAT?
Mensen kunnen dit meestal heel goed zelf en als er meer nodig is neem ik actie. Bijvoorbeeld met een ontsla-ritueel tussen de representant die niet uit zijn rol komt en de cliënt. Of dat ik iedereen even een moment op zijn/haar eigen stoel naar binnen laat keren en contact met zichzelf maken. Of allemaal tegelijk heel hard je eigen naam roepen. Of allemaal tegelijk denkbeeldig met een schaar het lijntje naar de opstelling doorknippen. Of een combinatie van dit alles.
WAT DOE JE NA DE OPSTELLING? GA JE DE OPSTELLING BESPREKEN? GEEF JE GEBRUIKELIJK EEN OPDRACHT MEE? NEEM JE ENIGE TIJD LATER NOG CONTACT OP?
Wat ik doe na de opstelling verschilt zó per opstelling! Hangt af van type opstelling (familie, organisatie, maatschappelijk), wie de cliënt is (één persoon, een echtpaar, een team, een groep op een thema betrokken mensen) en van het verloop van de opstelling. Opdrachten meegeven of nabellen doe ik uit mezelf niet. Als de cliënt mij achteraf vraagt: ‘wat zou ik kunnen doen’, ben ik bereid te sparren.
WELK ADVIES HEB JE VOOR LEZERS VAN DIT BOEK?
Ga bij veel verschillende opstellers kijken, durf te doen, durf naar het pijnlijke te gaan.